We hebben de volgende vraag gesteld aan de Belastingdienst:
We lopen er tegenaan dat aanbieders die geen contracten voor langere tijd aanbieden nu de marktrentestaffels per 1-1-2023 gaan herzien door de stijgende rente. Dat gebeurt bij N.N., Centraal Beheer APF en nog een paar.
Nu er naar verwachting vertraging optreedt bij de invoering van de WTP betekent dat in de praktijk dat we bij sommige bedrijven de staffel voor 2023 moeten verlagen terwijl deze wel voldoet aan 38r. Dus in 2024 wordt de staffel dan weer verhoogd. Is het uit praktisch oogpunt niet mogelijk dat er een goedkeuring komt voor staffels die voldoen aan 38r, mocht de invoering van de WTP niet plaatsvinden per 1-1-2023? Dan wordt een flink praktijkprobleem opgelost en 38r geen geweld aangedaan.
Reactie van de Belastingdienst (Mr. B.G.J. Schuurmans):
Jullie vraag komt met enige regelmaat bij ons binnen. Ook het verbond van verzekeraars heeft deze vraag al een tijdje geleden gesteld. Daarom hebben we afstemming gezocht met het ministerie van Financiën. Het ministerie zal geen goedkeurend besluit publiceren. Een goedkeurend besluit is ook niet nodig. Een verzekeraar kan namelijk gewoon een marktrentestaffel aanbieden, mits voldaan wordt aan bijlage V van het verzamelbesluit. Dat kan betekenen dat de verzekeraar gezien de huidige ontwikkelingen een product moet aanbieden tegen een lagere rente dan ze normaal gezien (de markt) zouden doen. De vraag of een verzekeraar producten aan kan bieden tegen een lagere rekenrente is voorgelegd aan DNB. DNB heeft geen problemen met een lagere rekenrente, mits er maar geen te hoge rente worden gebruikt.
In voorwaarde b van bijlage V van het staffelbesluit staat hierover: De (pensioen)verzekeraar gaat hierbij uit van de kostprijs van een fiscaal maximaal nominaal middelloonpensioen zoals die van toepassing is bij het aangaan van het contract met de werkgever, voor een contractperiode van maximaal 5 jaar. De kostprijs moet vervolgens aan het einde van elke contractperiode, ook als deze minder dan 5 jaar duurt, worden herzien. Wijziging van deze kostprijs moet derhalve tot aanpassing van de beschikbare premie leiden. Deze voorwaarde ten aanzien van de maximaal in te leggen beschikbare premie impliceert dat sprake moet zijn van een (pensioen)verzekeraar die is gekwalificeerd om een middelloonregeling uit te voeren. De kostprijs van deze uit te voeren (fictieve) middelloonregeling is immers bepalend voor de berekening van de beschikbare premie.
Verzekeraars hebben dus zelf in de hand welke staffel zij aan kunnen bieden. Voorwaarde van DNB bij de berekening van deze staffel is dat de rekenrente niet te hoog is. Ter voorkoming van fiscale bovenmatigheid is in het besluit de eventtoets opgenomen. De Belastingdienst houdt geen toezicht op de grondslagen die de verzekeraar hanteert, mits de grondslagen acceptabel zijn voor DNB.